De Raad van State heeft zich recent gebogen over een kwestie waarbij de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een boete heeft opgelegd aan een vennootschap van € 48.000,– wegens overtreding van artikel 2 lid 1 van de Wav. Dit omdat de arbeidsinspecteurs bij een gehouden controle op het bedrijf hebben waargenomen dat 3 personen van Marokkaanse nationaliteit bakkerswerkzaamheden verrichtten aldaar waar het UWV Werkbedrijf geen tewerkstellingsvergunningen voor had verleend.
De vennootschap was het niet eens met deze boete en ging naar de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep van de vennootschap gegrond verklaard en de boete gematigd tot een bedrag van € 36.000,–. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de gevolgen van de cumulatie van de in het geding zijnde boete. De boete was naar het oordeel van de rechtbank onevenredig omdat de vennootschap een klein bedrijf heeft en de boekhouder die de administratie verzorgde in bezwaar heeft verklaard dat handhaving van de opgelegde boete zal leiden tot het einde van de vennootschap en het faillissement van de vennoten. Dit waren redenen voor de rechtbank om de boete te matigen tot het bedrag van € 36.000,–
De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De staatssecretaris betoogt dat de boete met 100% verhoogd is aangezien hij de vennootschap bij besluit van 16 maart 2015 ook al een boete had opgelegd omdat de vennootschap een vreemdeling arbeid had laten verrichten zonder over een tewerkstellingsvergunning te beschikken. De staatssecretaris is van mening dat de boete helemaal niet onevenredig is omdat er sprake is van een herhaling waardoor er sprake is van een ernstige overtreding en er sprake is van overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Voorts stelt de staatssecretaris dat de vennootschap in het geheel niet heeft aangetoond dat de financiële situatie van de vennootschap dermate ernstig is dat het faillissement zou volgen.
De Raad van State toetst zonder terughoudendheid of het besluit van de staatssecretaris met betrekking tot de boete voldoet aan de eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er reden tot matigingen van een opgelegde boete indien op basis van de door de beboete werkgever overgelegde financiële gegevens moet worden geoordeeld dat hij door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen.
De Raad van State komt tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte tot matiging van de boete is overgegaan. De vennootschap heeft niet de van haar te vergen maximale zorg betracht om de overtreding van de Wav te voorkomen. Zij heeft niet nagegaan of voor de tewerkstelling van de vreemdelingen tewerkstellingsvergunningen waren vereist. Dit te meer nu de vennootschap door de eerdere boete bekend was met de eisen die de Wav aan de tewerkstelling van vreemdelingen stelt en de gevolgen van de overtreding van de Wav. Dit weegt zwaarder dan de omstandigheid dat de vennootschap een klein bedrijf heeft. Voorts heeft de vennootschap geen actuele financiële gegevens overgelegd en heeft zij haar financiële positie niet afdoende toegelicht. Ook kon de vennootschap geen schriftelijke stukken overleggen op grond waarvan het door haar aan de vreemdelingen betaalde loon en de vakantiebijslag en/of het aantal gewerkte uren kon worden vastgesteld, hetgeen een overtreding van de Wmm betreft. Nu er sprake is van twee verschillende overtredingen met een verschillende strekking cumuleert de aan de maatschap opgelegde boete wegens de samenloop en is voor matiging geen aanleiding.
Laat u tijdig adviseren en loop geen risico’s! Immers, de risico’s zijn te groot om ze op de koop toe te nemen.